Ter vermaak van anderen
Mag je verhaal een onsje meer zijn? Tuurlijk mag dat. Schrijf maar op; een doffe werkelijkheid verdient een glansbehandeling. Daar ben je schrijver voor.
De oudste en de jongste speelden op een duin. Dat mocht niet. ‘Want de vogels’ vertelde een strandwacht later, maar de bermbordjes die deze boodschap communiceerden bleken onvindbaar. Zelf zaten we op een coronaveilig terras waar een hautain Duits stel met zongebruinde nicotinehuid rookte alsof het 1973 was, duidelijk overtuigd van het alternatieve feit dat sigarettenrook zich ook aan de 1,5 meter afstand houdt.
Op het terras zaten we uit de wind, waar de julizon tien graden heter voelde dan in de noordwesten wind op het strand. Lang stilzitten in de fik van de zon is mijn zomernachtmerrie. Opeens hinkelde de oudste verrassend atletisch het terras op, de jongste met een beteuterde blik in zijn kielzog. Hij was op een afgeknapte spriet helmgras gaan staan, mompelde hij. De spitse onderkant van de spriet had de zool van zijn blote voet geperforeerd. Er was bloed. Een beetje. Hij bleef er rustig onder, al vertelden zijn ogen een ander verhaal. Ga maar naar de wc en spoel het maar even schoon, regelen we een pleister, zei ik.
In zijn brein broeide angst voor iets dat nu in zijn lijf zat en dat zijn voet eraf zou vallen en dat hij deze tragedie niet ging overleven. Hij zou sterven. En het zou pijnlijk zijn. Een uitgemaakte zaak. Hij zou spelend in de duinen aan zijn einde komen, want an sich geen verkeerd slot van zijn verhaal was geweest.
De voortdurende pre-puber honger die hem plaagde was meteen voorbij en ik eigende mij zijn frieten toe die inmiddels op tafel stonden. Op de weg terug naar het huisje repte hij dat het voelde alsof een speer zijn voet had doorboord en dat de rupsen die in de duinen leefden nu via de gapende wond in zijn lijf waren gekropen. Zo! Dat is een sterk verhaal, zei ik. Een kleurrijke overdrijving van de waarheid ter vermaak van anderen en dan mag het, vulde ik aan. Deed ik ook, vervolgde ik. Voortdurend. Nu nog, elke dag.
Terug bij het campinghuisje griste hij memorabel snel zijn mobieltje uit de chaos van opladers, kleurdozen, kladblokjes, gummetjes en andere rommeltjes die vakantietypisch op tafel verspreid lagen en sprak een berichtje in op de ‘Groep 8’-groepsapp. Het spoot eruit! hoorde ik door de geopende tuindeur. Mijn voet vloog er net niet af, maar verder…